voor- en nawerk/ opslagfactor

voor- en nawerk
Foto Enno Keurentjes

Op veel scholen wordt een getalsmatige discussie gevoerd over de opslagfactor. Om heel eerlijk te zijn slaat die vaak nergens op. In veel taakbeleid staat een willekeurig getal genoemd, vaak met 4 cijfers achter de komma. Dat laatste suggereert in ieder geval dat dit een rekenkundige sluitpost is geweest, zodat de 1659 uur gevuld konden worden.

Veel interessanter is wat er met die opslagfactor gedaan wordt, wat de inhoud is van het voor- en nawerk. Ik ken scholen die een opslagfactor van 0,9 hanteren, maar waar naast voor- en nawerk van lesden, ook een stuk scholing moet worden gerekend, overlegtijd met sectie en team en de zogenaamde LC en LD taken. (Dat laatste is een vreemd fenomeen. Verondersteld wordt dat LC en LD docenten minder tijd nodig hebben hebben om een les voor te bereiden en deze overgebleven tijd is dan voor taken. Juridisch klopt dat niet, het zou goed zijn als de PMR dit uit het TB zou schrappen)

Omschrijving

In de CAO VO staat de volgende eis:

CAO VO 2020

Alhoewel dit weinig woorden zijn, is het een duidelijk verhaal. Niet alleen hoort een opslagfactor te worden genoemd, maar zal je in het taakbeleid ook verder moeten beschrijven wat onder die opslagfactor valt.

Voorbeelden

voorbeeld opslagfactor school 1

Bovenstaand voorbeeld komt uit een taakbeleid. Onder de opslagfactor valt alles dat nodig is om een ‘les voor te bereiden en de afrondende werkzaamheden’. Weet je dan wat daar onder valt? Valt cijferadministratie hier onder? Rapportvergaderingen? Ik kan er zelf wel een interpretatie op los laten, maar dit levert geheid discussie op als de verwachtingen uiteen lopen. Vooral op scholen waar hoge werkdruk is, ontstaat discussie over de inhoud, die eigenlijk al veel eerder gevoerd had moeten worden.

Een ander voorbeeld op een school:

Voorbeeld opslagfactor school 2

Wat mij opvalt is dat er met 33% opslag een flinke lijst van activiteiten worden genoemd. De ambitie van deze school ligt erg hoog en er zitten veel activiteiten in die niet direct gekoppeld zijn aan de ‘les’.

ik wil een laatste voorbeeld geven van een school waar ik zie dat er, denk ik, nagedacht en gediscussieerd is. De koppeling met lessen is volgens mij goed aanwezig en het is redelijk duidelijk wat onder de 468 uur zal vallen.

Voorbeeld opslagfactor school 3

Richtlijnen voor goede toepassing

Koppeling met de les

In de brochure van de AOb staat

Brochure ‘richtlijnen taakbeleid VO AOb’

De koppeling van de activiteiten die horen bij de les ligt natuurlijk voor de hand en moet het uitgangspunt zijn voor beschrijving van activiteiten die horen bij de opslagfactor.

Berekening opslagfactor

Als je berekent hoeveel tijd je kwijt bent aan een les, kun je redelijk exact zijn. De factoren die er toe doen zijn goed te benoemen: lesduur en aantal lesweken. De berekening van de opslagfactor is afhankelijk van de activiteiten die er onder zouden moeten vallen. De invulling van de opslagfactor is wel te berekenen. Ik vraag me af of dat wel gebeurt op scholen… Toch is dat de oplossing om inzicht te krijgen of er voldoende tijd is voor de activiteiten die verondersteld worden dat gedaan worden. (leuk om te lezen is volgend artikel waarin iemand (weliswaar PO) uitrekent in hoeveel seconde je een toets moet nakijken). Ik merk dat de wijzigingen in het onderwijs vaak niet meegenomen worden in de bepaling van de opslagfactor. Bijvoorbeeld kan het herkansingsbeleid voor leerlingen ruimer worden, waardoor er meer toetsen moeten worden gemaakt. Of wordt de vorm van toetsing aangepast van normatief naar formatief. Of wordt de leerlingbespreking vaker ingepland. Er zou een logica moeten zijn om dat meteen ook te kijken wat de consequentie is mbt de opslagfactor.

Procedure en onbillijkheid

Als je theewater begint te koken en het werk tegen de plinten klotst wil je graag een oplossing. In taakbeleid en zeker mbt de opslagfactor, hoort iets te staan over de manier waarop mensen aan kunnen geven dat er iets niet klopt in de beschrijving en de uitvoering. Dat kan individueel zijn, maar ook op een één of andere manier collectief.

Schuiven naar boven